Van oudsher hebben mensen tijd gemeten aan de hand van hemellichamen. De zon en de maan spelen daarin de grootste rol. De maan doorloopt zijn fasen in ongeveer 29,5 dagen, wat leidde tot vroege kalenders gebaseerd op maanmaanden. Maar een jaar, bepaald door de baan van de aarde rond de zon, duurt ongeveer 365,25 dagen. Dit verschil zorgde voor een uitdaging bij het bepalen van een vaste kalender. Maar waarom 12 maanden en niet meer of minder?
De vroege Romeinse kalender was een maankalender met tien maanden. Het jaar begon in maart en eindigde in december, wat betekent dat de wintermaanden geen officiële naam hadden. Later werden januari en februari toegevoegd. Julius Caesar introduceerde in 46 v.Chr. de Juliaanse kalender, waarin de lengte van maanden werd aangepast en een schrikkeljaar werd toegevoegd om het verschil tussen de zon- en maankalender te corrigeren. Zo werd de kalender nauwkeuriger en werd de indeling in 12 maanden definitief.
Een logisch alternatief zou een kalender met 13 maanden kunnen zijn, omdat een maancyclus ongeveer 29,5 dagen duurt en 13 maanden beter bij het zonnejaar zou passen. Toch werd wereldwijd vastgehouden aan een systeem van 12 maanden, grotendeels vanwege historische en religieuze tradities. Ook het feit dat 12 een veelvoud van verschillende getallen is (zoals 2, 3, 4 en 6), maakte het praktisch voor tijdsindelingen.
Niet alle culturen gebruiken een kalender met 12 maanden. De islamitische kalender, bijvoorbeeld, is volledig gebaseerd op de maan en telt 12 maanden, maar zonder correctie voor het zonnejaar, waardoor het jaar slechts 354 of 355 dagen telt. Dit betekent dat islamitische feestdagen elk jaar ongeveer 10 dagen opschuiven ten opzichte van de westerse kalender. De traditionele Chinese kalender combineert zowel zon- als maancycli en voegt soms een dertiende maand toe om de jaren synchroon te houden met de zon.
De Juliaanse kalender was een grote vooruitgang, maar liep in de loop van de eeuwen toch een paar dagen achter op het zonnejaar. Dit leidde in 1582 tot de invoering van de Gregoriaanse kalender door paus Gregorius XIII. Hierin werd de schrikkeljaarregel verfijnd om het jaar nog nauwkeuriger met de zonnestralen af te stemmen.
Ondanks deze aanpassing bleef de verdeling in 12 maanden behouden. Dit leidde in 1582 tot de invoering van de Gregoriaanse kalender door paus Gregorius XIII. Hierin werd de schrikkeljaarregel verfijnd om het jaar nog nauwkeuriger met de zonnestralen af te stemmen. Ondanks deze aanpassing bleef de verdeling in 12 maanden behouden.
Waarom 12 maanden? Het antwoord ligt in een combinatie van natuurverschijnselen, historische ontwikkelingen en praktische voordelen. Van de Egyptenaren en Romeinen tot de moderne Gregoriaanse kalender: de 12 maanden zijn een overblijfsel van eeuwenlange evolutie in tijdsmeting. Ondanks dat andere kalenders soms afwijken, blijft het 12-maandensysteem de standaard die wereldwijd wordt gevolgd.
Als je dit resultaat opslaat, kun je het later terugvinden in je account.